Hoe interpreteer je de resultaten van een luchtdichtheidsmeting?

Een blowerdoortest vertelt je hoe luchtdicht een gebouw is en zegt iets over hoe groot een luchtlek precies is. De meting drukt het lekdebiet uit als een v50-waarde, maar wat betekent dat precies en hoe kan je het resultaat goed inschatten?

V50 en v50

Voor we uitleggen hoe je een v50-waarde kan interpreteren, leggen we eerst even uit waar V50 en v50 voor staan. Een blowerdoortest meet het verlies via luchtlekken en het resultaat van de meting toont het gemiddelde van twee lekdebieten: het lekdebiet bij onderdruk en het lekdebiet bij overdruk. Dat gemiddelde noemen we de V50 en drukken we uit in m³/h.

Zo’n V50 maakt het echter nog niet mogelijk om verschillende soorten gebouwen onderling te vergelijken. Om dat te doen rekenen we het resultaat om naar het gemeten lekdebiet per m² verliesoppervlakte. De verliesoppervlakte is de optelsom van de oppervlakte van muren, vloeren, ramen en daken. De bekomen waarde noemen we de v50. In de praktijk deel je de V50 door de verliesoppervlakte van de gebouwschil of in formule omgezet: m³/h/m².

Wat is een goede v50?

Om houvast te bieden bij het interpreteren van de resultaten van een luchtdichtheidsmeting kunnen we terecht bij de Air Tightness Testing Trade Association (ATTMA). Dat is een Britse federatie van studiebureaus gespecialiseerd in luchtdichtheidsmetingen. De ATTMA stelde een lijst op met vereisten waaraan gebouwen moeten voldoen. In die lijst specifiëren het de norm per type gebouw: kantoren, scholen, ziekenhuizen, musea, enzovoort. Voor een school adviseert de ATTMA bijvoorbeeld een v50 tussen 3 m³/h/m² en 9 m³/h/m².

Hoe scoort ons land?

“Kijken we naar die lijst, dan merk je dat Metifix voor luchtdichtheidsmetingen in België op dezelfde resultaten uitkomt”, zegt Patrick Brants. “Dat betekent eigenlijk dat we beter scoren, want in België meten we luchtdichtheid op een strengere manier.” De ATTMA gaat uit van een meting van het verwarmde geventileerde volume, wat logisch is aangezien je energieverbruik zich daar situeert. De deur naar een niet verwarmde ruimte wordt gesloten. De deur naar een schacht bijvoorbeeld is normaal gezien dicht en de ATTMA wil weten hoe een gebouw zich in de gebruiksfase gedraagt.

“In België vraagt de regelgeving ons om het geïsoleerde volume te meten en dan zet je al die deuren open”, legt Patrick Brants uit. “Ondanks dat verschil halen we hier dezelfde resultaten, waardoor je mag concluderen dat onze gebouwen luchtdichter zijn. Kijk je bijvoorbeeld naar scholen dan gaat de ATTMA uit van een v50 tussen 3 en 9 m³/h/m², terwijl onze metingen tussen 3 en 5 uitkomen. Idem voor kantoren: de ATTMA voorziet in een score tussen 2 en 5 m³/h/m², wij tussen 1 en 2.”

Wat zegt het lastenboek?

Bij het uitvoeren van een luchtdichtheidsmeting is de gevraagde v50 in het lastenboek vaak het vertrekpunt. “Voor een datacenter vroeg het lastenboek een v50 van 8 m³/h/m²”, vertelt Patrick Brants. “Uit een tussentijds meting bleek dat het gebouw dat zou halen. Als studiebureau signaleren we dan dat ATTMA voor dit type gebouwen eerder uitgaat van 3 tot 5 m³/h/m². Zo geef je een duidelijk signaal: volgens het lastenboek is dit gebouw in orde, maar een echt goede score ligt nog een stuk lager.”

Zit je met een vraag?

Menu sluiten